In 1976 kreeg ik het boekje “zo schaakt de jeugd” (jawel, zonder hoofdletter want dat deden we in 1976 niet meer). Het boekje ging over het eerste “gasunie-toernooi om het europees jeugdkampioenschap”. Tot aan 1975 had Niemeyer 13 keer het Europees jeugdkampioenschap schaken georganiseerd. Niemeyer was een grote tabaksfabrikant uit Groningen. Maar midden jaren ’70 werd er al een beetje bedenkelijk gekeken naar de combinatie van tabak met jeugd. De Gasunie nam het toernooi over en pakte het groots aan. Het jaar daarop werd het zelfs het Wereldjeugdschaakkampioenschap. In tegenstelling tot Niemeyer stond de Gasunie in goed aanzien. Ze leverden de overheid veel geld op wat de infrastructuur van de randstad zeer ten goede kwam. Er waren toen ook al een paar mensen die waarschuwden voor bodemverzakkingen, maar die werden als negatieve zeikerds afgedaan. Na het eerste gasunie-toernooi werden Timman, Sosonko, Ligterink en bij de Weg uitgenodigd om een boek te schrijven over hoe de jeugd schaakt en wat de verschillen met de volwassenen zijn. Het is een mooie kwalitatieve analyse van het jeugdschaken.
In het weekend van 15 en 16 juni was in Helmond het open NK rapidschaak. Op zaterdag 15 juni voor de volwassenen en op zondag 16 juni voor de jeugd. Het toernooi was prima georganiseerd. Er waren voldoende digi-borden en iedere ronde waren er 50 partijen online te volgen. De volwassenen speelden 9 rondes en de jeugd 7. Niet iedere ronde waren alle digi-borden bezet. Uiteindelijk kwamen er 449 partijen van de volwassenen en 348 partijen van de jeugd online. Ik heb de partijen bekeken en wat statistieken verzameld. Het is interessant om te kijken naar het verschil in statistieken tussen de partijen van volwassenen en jeugd. Aan de hand hiervan heb ik een kwantitatieve analyse gemaakt van het jeugdschaken.
Aantal zetten
Het gemiddeld aantal zetten per partij bij volwassenen (43,9) en bij jeugd (42,1) is ongeveer gelijk. Maar als we kijken naar de verdeling van de lengte per partij dan blijkt dat bij de volwassenen de meeste partijen tussen de 35 en 50 zetten duren, terwijl bij de jeugd veel partijen tussen de 20 en 35 zetten duren en dat er ook veel partijen van rond de 60 zetten zijn. Bij de jeugd zijn er ook veel ultrakorte partijtjes van minder dan 15 zetten.
Die piek van rond de 60 zetten komt omdat sommige jeugdspelers de gewoonte hebben om een verloren stand niet op te geven maar door te spelen tot mat. Bij de jeugd eindigden dan ook 185 (53,1%) partijen in mat en bij de volwassenen slechts 62 (13,8%). Als we kijken op welke zet mat wordt gegeven dan zien we bij de jeugd een piek rond zet 60.
Dit bevestigt het doorspelen tot mat. Maar bij de jeugd vinden we ook een aantal zeer korte partijtjes die vaak in mat eindigen. Je bent geneigd om te denken dat er dan iets mis is gegaan op f7 (f2) of op h7 (h2). Vaak is dit ook zo. Bijvoorbeeld:
Toch is het niet altijd zo dat een speler een simpel mat over het hoofd ziet. Er zijn ook mooie aanvalspartijtjes bij.
En soms geeft de tegenstander ook op voordat hij denkt mat te gaan:
Zwart had het met 12…Te8 nog even kunnen rekken. Na 13.Dh7+ Kf8 14. Dh8+ kan het paard ertussen. Maar wit kan natuurlijk ook 13.Dxf7+ spelen. Soms geven ze ook op omdat ze materiaal verliezen:
Het kortste partijtje komt echter van de volwassenen maar dat eindigt in remise. Het is tussen de twee broers Tino Sander en Dirk Sander:
Mat geven
Als we kijken welk stuk het vaakst mat geeft is dat bij de volwassenen voornamelijk de dame. Bij de jeugd wordt ook vaak met de dame mat gegeven, maar de andere stukken doen ook mee.
Er is geen enkele volwassene die met een paard mat heeft gegeven. Bij de jeugd maar liefst acht keer! Dit gebeurt soms door onoplettendheid in het eindspel:
Maar meestal worden de matbeelden die in de stappenmethode geleerd zijn toegepast:
Rokade
Bij de volwassenen rokeert wit in 75,3% van de partijen en zwart in 78,8% van de partijen. Bij de jeugd is dat vergelijkbaar: respectievelijk 75,3% en 75,9%. Bij de volwassenen rokeert wit lang in 14,5% van de partijen en zwart in 6,7% van de partijen. Bij de jeugd is dat respectievelijk 11,8% en 8,9%. Bij volwassenen is lang rokeren met wit veel gebruikelijker dan met zwart, terwijl het bij de jeugd ongeveer gelijk is. Als de jeugd lang rokeert met wit is dat bij voorkeur op de zetten 9 en 10 terwijl volwassenen naast zet 9 en 10 ook vaak lang rokeren op zetten 11 en 12 of zelfs nog later. Bij de jeugd komt zo’n late lange rokade met wit maar sporadisch voor. Een paar voorbeelden van laat lang rokeren bij volwassenen:
Eline Roebers moet natuurlijk nog bij de jeugd gerekend worden, maar ze speelt als een volwassene. Ze deed ook mee bij de volwassenen en werd zelfs open Nederlands dameskampioen rapidschaak. Haar late lange rokade tegen Loek van Wely kon haar echter niet voor een nederlaag behoeden:
Stukken
Tot slot nog: met welk stuk doen we de meeste zetten? De verhoudingen bij de jeugd en volwassenen zijn ongeveer gelijk (rokade telt als zet voor de koning).
Maar als we het uitsplitsen naar tot aan zet 30 en na zet 30, dan zien we dat tot aan zet 30 volwassenen iets meer pionzetten doen en na zet 30 de jeugd meer koningszetten. Dat laatste heeft ongetwijfeld te maken met dat sommige jeugdspelers doorgaan tot ze mat staan.
Hopelijk heeft deze kwantitatieve analyse wat inzicht gegeven in de verschillen tussen jeugdspelers en volwassenen en kunnen jeugdspelers er hun voordeel mee doen als ze tegen volwassenen spelen en vice versa kunnen volwassenen er hun voordeel mee doen als ze tegen jeugdspelers spelen.
Nog een tip voor volwassenen: pas op voor matbeelden met een paard!
Een tip voor jeugdspelers: met wit kun je ook op latere zetten nog lang rokeren!
Frits Schalij