Ronde 7: een wedstrijd waar we tegen een andere middenmoter, Dubbelschaak ’97, mochten aantreden, er waren dus belangrijke punten te verdelen. Als ik goed opgelet heb was dit de eerste ronde in lange tijd zonder corona maatregelen.
Nog voor de wedstrijd begon was er wat tumult, onze onnavolgbare teamleider Hans had gegoocheld met de opstelling. De namen van Walter en Jochem waren op het formulier plots van plaats gewisseld, en dus moesten de spelers dat ook zelf in de speelzaal doen. Hans beweerde dat dit per ongeluk was gebeurd, maar dat waag ik te betwijfelen. We spraken namelijk vlak hiervoor over tactische opstellingen. In ieder geval hadden we door deze truc nu twee spelers die frank en vrij konden spelen, ze moesten nu namelijk met de stukken van de andere kleur spelen.
Maar goed laten we naar de partijen gaan en de spelers zelf aan het woord laten.
We beginnen op bord 1 bij Hans van den Hurk die, toen op mijn bord er nog vrijwel niets gebeurd was al een dame midden op het bord had staan.
Hans: “Na een scherpe opening bleef ik met zwart lange tijd in het voordeel. De koningsstelling van wit was wat verzwakt maar daar kon ik niet direct van profiteren. Om tegenspel te krijgen offerde wit een pion. Wits stukken kwamen vrij. In plaats van te consolideren was ik uit op snellere winst. In tijdnood, waarbij ik ergens ook nog een zet in de laatste seconde speelde, koos ik voor de verkeerde koningszet. Twee zetten later was stukverlies niet meer te vermijden.” Een nul dus.
Daarna Frits, daar stond ook al snel een aparte stelling op het bord met lelijke pionnenstructuren aan beide kanten.
Frits: “Mijn tegenstander, Brent Burg, lukte het om al op zet drie met een voor mij totaal nieuwe zet in een van mijn favoriete openingen te komen. Het idee achter deze zet was zo logisch dat ik mij eerst een tijdje verwonderd afvroeg waarom ik zelf nooit op dit idee was gekomen. Vervolgens ging ik er goed voor zitten om een gezond plan te vinden. Dat lukte wonderwel goed, alleen kostte het zeeën van tijd.
Ik kreeg een ontwikkelingsvoorsprong en een mooi overwicht in het centrum, maar mijn tegenstander verdedigde zich taai en kon afwikkelen naar een eindspel dat dankzij een verre vrijpion op e6 zeer goed was voor mij, maar vol tactische finesses zat.
Door mijn overdreven tijdsverbruik in de opening moest ik de laatste twaalf zetten op de increment spelen.
Het lukte me om telkens de enige juiste zet te vinden en de vele valkuilen te omzeilen. Met nog zeven zetten te gaan had ik nog 15 seconden over en mijn Garmin gaf aan dat mijn hartslag de 120 naderde.”
Tsja, ieder zijn smaak, met een hartslagmeter spelen kan wel interessant zijn als je het mij vraagt, maar om dan ook maar meteen er een te nemen die je tijdens de partij kan aflezen.. Voor mij zou het alleen maar afleiden.
Maar goed we laten Frits weer aan het woord:
” De stelling was ondertussen een beetje opgeklaard maar de vele vrijpionnen op het bord maakten mij ongerust. Uit praktische overwegingen bood ik remise aan hetgeen mijn tegenstander dankbaar accepteerde. Volgens hem was het eenvoudig gewonnen voor mij, volgens mij had hij nog een hoop tegenkansen. Bij de post mortem bleek dat de waarheid ergens tussenin lag.”
In de tweede, of was het al de derde post mortem klonk dat toch iets anders voor mij…
Dan naar Bas op bord 3, een partij waar ik niets bijzonders aan zag in het begin.
“Rob van Meurs beantwoordde mijn Frans met de niet al te ambitieuze ruilvariant. Na langdurig gelaveer in een 0.00-stelling met alleen een open e-lijn werd mijn remiseaanbod geweigerd middels het ineens scherpe c2-c4, wellicht ingegeven door de stand op de andere borden. Wit kwam nu zelfs iets slechter te staan maar speelde het resterende eindspel met dame en paard tegen dame en loper en voor beiden vijf pionnen op dezelfde lijnen dan weer uiterst nauwkeurig. Toch remise.”
Dat waren de top borden, geen geweldige score met 1 uit 3.
Maar nu zijn we aangekomen bij de frank en vrij spelende Walter:
“In een rustige gesloten Siciliaan was er met wit tegen Wil van Lankveld niet zoveel aan de hand, totdat hij met Pb4 een voor de hand liggende, maar zwakke zet deed. Ik kon het paard pennen en met de diverse zwaktes in de zwarte stelling dreigde er stukverlies. Wil koos ervoor om een kwaliteit in te leveren, maar doordat ik het centrum en de enige open lijn beheerste, moest zwart een tiental zetten later in hopeloze stelling opgeven.”
En daarnaast Jochem die ook al lekker was gaan schaken, weliswaar met zwart in plaats van wit. Maar dat bleek een detail aldus Jochem:
“Na een communicatiefoutje bleek dat ik met zwart mocht spelen waar ik wit had verwacht. Ach, als je je partij niet voorbereidt, maakt dat toch niet uit. Ik besloot dus direct maar eens creatief te zijn in de opening en iets anders te spelen.
Na een opening die ik dus nog nooit had gespeeld in een lange partij kreeg ik een voordeeltje door een half open a-lijn. Dat voordeeltje verdween weer doordat mijn tegenstander het middenspel handiger speelde. Er was niet zo veel aan de hand, maar wit zag een tussenzet over het hoofd in de complicaties en verloor een paard. Toen ik met dame, toren en paard een koningsaanval startte was het pleit beslecht.”
Daarnaast speelde onze teamleider Hans. Al snel zag dat er goed uit voor Hans, lekker in het centrum de pion opspelen en daarna gebruik maken van de open lijn om vernietigend binnen te komen.
Of zoals Hans het zelf beschrijft: “Met wit probeerde ik de Pirc verdediging van Michel van der Stee hardhandig aan te pakken. Dat leidde tot een onoverzichtelijk middenspel, waarin ik wel het initiatief had. Na een fout van mijn tegenstander won ik de Dame voor Toren en Paard, maar daarbij hield ik de zwarte stelling in een ijzeren greep. Na enig zoeken vond ik het juiste plan, en op het moment dat Michel dacht misschien wat tegenspel te ontwikkelen bleek de verlaten koning een makkelijke prooi voor mijn paard en dame.”
Kortom Eindhoven had deze dag een ijzersterk middenveld, 3 uit 3.
Dan resten nog de twee staartborden. Allereerst ikzelf, Rik, na wat onwennig de handen geschud te hebben speelde ik mijn vertrouwde rustige g6 systeem. Mijn tegenstander deed normale ontwikkelingszetten en zo belandden we in een middenspel zonder dames maar met alle andere stukken nog op het bord. Om dit te bereiken had ik (te) veel tijd geïnvesteerd wat mij later zou opbreken. We wikkelden na verloop van tijd af naar een enkel toreneindspel met ieder nog zeven pionnen. Helaas maakte ik daar al snel twee grote fouten en ging daarna ook nog eens in verloren stelling door mijn vlag.
Op ons laatste bord speelde Nico. Na de opening en het middenspel werd daar een eindspel bereikt met voor Nico een paar torens en voor zijn tegenstander een loper en toren en een pion of twee. Het probleem voor Nico was dat zijn stukken geen goede velden hadden, en die van zijn tegenstander wel. Na een verdere afwikkeling hield zijn tegenstander twee vrije, verbonden centrumpionnen ondersteund door koning en loper over tegen Nico’s koning en toren, beiden hadden nog wat onbelangrijke pionnen op de flanken maar die deden niet ter zake. Deze partij ging dan ook verloren voor ons.
Als u nu goed meegeteld heeft dan komt ook u uit op een 4 – 4 uitslag.
Dan rest de vraag: kunnen we hier tevreden mee zijn? Het antwoord is enerzijds wel, onze ratings waren iets lager, maar anderzijds missen we drie halfjes door tijdnood en gemiste kansen in de eindspelen. Wat we wel voorzichtig kunnen concluderen is dat een tactische opstelling werkt, maar alleen als deze ook bij de eigen spelers niet vooraf bekend is!
Rik van der Weij