Zuid-Limburg 4 – Eindhoven 2
Klimmen klinkt als een werkwoord, maar is ook de thuisbasis van het sterke Zuid-Limburg. Zoals de naam doet vermoeden: een kerktoren op een heuveltop, een kroeg, en dat is het dan ook wel weer. Bas ondernam de reis zeer milieubewust met het openbaar vervoer, om bij aankomst te ontdekken dat de wandeling van 21 minuten naar de speelzaal een stevige klim betrof. Op zich niet zo’n probleem, tenzij je bovenaan ontdekt dat je nog niet uitgecheckt hebt …
Bas speelde met zwart tegen een Londonsysteem met snel Db3 en een dameruil over de b-lijn. Wit accepteerde een dubbele b-pion ten faveure van een open a-lijn en enig ruimtevoordeel. In een stelling waarin wit nog steeds een fractie beter stond, ging hij al na zo’n 2,5 uur toch gretig in op een zetherhaling: ½ – ½
Hans Ouwersloot speelde een opening die hij al jaren met frisse tegenzin speelt. Toen zwart afweek wist Hans niet goed hoe hij moest reageren en verviel hij naar eigen zeggen tot “het doen van zetten” terwijl zijn tegenstander een partij op het bord zette. Zwart won dan ook simpel: 1½ – ½
Ondertussen had ik met zwart een wat aparte opening op het bord gekregen (een soort dame-indische opstelling tegen een London-achtige opstelling). Ik voel me wel thuis in het stellingstype, dus mijn “uit-boek” zijn na drie zetten was niet zo’n probleem … totdat wit wel erg opportunistisch met h2-h4 en g2-g4 kwam. Beide koningen nog in het centrum, wat doe je dan? Ik koos voor de lange rokade, ondanks het ongemak van een penning op mijn d-pion. Dit bleek een riskante opzet, en ik koos het verkeerde plan, dat wit echter niet afstrafte. In plaats hiervan ruilde hij de dames en bood remise aan. Ik besloot door te spelen: ik was net door het oog van de naald gekropen en zou, na consolidatie, beter staan. Die consolidatie viel toch (door eigen toedoen) nogal tegen, en ik verloor een pionnetje. Ik bereidde me voor op een lange verdediging, maar kon na twee monumentale blunders van mijn tegenstander (ja, stukken kunnen ook achteruit en torens kijken het hele bord over) het punt in ontvangst nemen: 1½ – 1½
Ondertussen had Walter na een zeer rustige opening een koningsaanval te beginnen met .. g5. Toen hij enkele zetten later lang rokeerde, begon wit een aanval aan de andere kant van het bord. Met de zwarte loper op b8 en de dame op c7 dreigde zwart op de achttiende zet mat op h2 en wit speelde g3 om dat tegen te gaan. Echter, na het zwarte h4 en de dreiging Dh7 werd de witte koningsstelling compleet kapot gespeeld en was wit te laat op de andere kant. Na de dertigste zet dreigde een mat waartegen de witspeler geen verdediging meer had en op moest geven: 1½ – 2½
Rik was ondertussen in een Pirc beland. Nou gebeurt dat vaker, maar dan wel als zwartspeler, en niet met wit, als d4-speler: “Ik had het gevoel tegen mezelf te spelen”. Rik had een simpel plan: gewoon gezonde ontwikkelingszetten doen en dan maar kijken wat het oplevert. Dat was in eerste instantie niet veel. Maar na wat kleine dreigingen ging zijn tegenstander in de fout. Dit resulteerde erin dat hij op de 25ste zet de h-pion won. Hierna was het flink wat manoeuvreren maar uiteindelijk kwam de toren vernietigend binnen over de h-lijn (zie het partijfragment hieronder) en kon de overwinning aangetekend worden: 1½ – 3½
Er restten nog drie partijen, die er veelbelovend uitzagen, maar allemaal hun uitdagingen (tijdnood) kenden.
Hans van den Hurk kreeg met wit niet veel uit de opening. Hij bracht het spel in tactisch vaarwater, geholpen door zijn tegenstander. Zwart speelde onnauwkeurig, maar Hans “vergat” ook een volle kwaliteit op te halen. Toen de rookwolken waren opgetrokken resteerde een Dame-Toren-Loper eindspel waarin Hans een pion meer had en zwart ook nog een geïsoleerde dubbelpion had. Allebei op increment spelend werd de veertig zetten gehaald. Hierna sloeg de nonchalance toe en gaf Hans een volle toren weg:
2½ – 3½
Ondertussen stond ook Frits onder hoogspanning door hevige tijdnood. Hij kreeg een populair anti-Najdorf systeem tegen zich. Het kostte hem enige tijd om te herinneren hoe je je hier tegen moest opstellen, maar toen hij de varianten weer “uit de diepste krochten van zijn hersenen had opgevist” lukte het om een hele prettige stelling te bereiken: de stelling leek een beetje op het Frans, maar dan zonder de witveldige lopers. Frits’ tegenstander voelde aan dat hij minder stond en probeerde de partij te compliceren met een actie op de koningsvleugel, maar daarmee maakte hij de zaak alleen nog maar erger. Toen hij ook nog een kleine kwaliteit weg blunderde zou de rest een kwestie van techniek moeten zijn. Helaas sloeg bij Frits de onzekerheid toe waarna er tal van tactische complicaties ontstonden die hij spelend op het increment moest oplossen. Toen de 40ste zet gehaald was waren de complicaties ook voorbij en was er niet veel techniek meer nodig: 2½ – 4½
De match binnen, en Hans Bosscher was ondertussen in een positioneel gevecht beland. Hij speelde met wit, en zijn tegenstander bleek goed op de hoogte van de Schotse opening. Met 8. h4 wist Hans zijn tegenstander toch in grote (onnodige) verwarring te brengen en zwart gebruikte zeeën van tijd. In het middenspel stond Hans positioneel duidelijk beter maar het kostte (te)veel tijd een plan te vinden om door te breken. In zware tijdnood, in een complexe stelling zagen beide spelers teveel spoken, herhaalden ze veelvuldig zetten, totdat Hans uiteindelijk remise aanbood, die meteen geaccepteerd werd: 3 – 5
Nico Schellingerhout