door: Frits Schalij
Vorige week presenteerde ik op onze website een aantal grafieken over leden van SV Eindhoven en ratinghouders van de KNSB en één van de conclusies die ik trok was dat mijn generatie, de Fischer-Spassky generatie, de grootste en de sterkste schaakgeneratie is. Dat was niet helemaal eerlijk. Dat we de grootste zijn baseerde ik onder meer op de volgende grafiek:
Deze grafiek is een histogram van de leeftijdsverdeling van de ratinghouders van de KNSB. Behalve de overvloedige aanwezigheid van jeugdleden springt het in het oog dat de vijftigers en begin zestigers het meest vertegenwoordig zijn. Ik schreef dit toe aan het Fischer-Spassky effect. Deze gevolgtrekking doet de waarheid niet helemaal recht. Er zijn onevenredig veel vijftigers in Nederland en daarom zijn ze goed vertegenwoordigd bij de KNSB ratinghouders. Om een genuanceerder beeld te krijgen moeten we de dichtheid van ratinghouders afzetten tegen de bevolkingsdichtheid in Nederland. De volgende grafiek geeft daarom een beter beeld (de rode lijn komt uit gegevens van het CBS):
In deze grafiek zien we dat schaken onder de eind-vijftigers en begin-zestigers inderdaad iets populairder is, maar dat dit effect niet zo dramatisch is. Het extra piekje in ratinghouders bij eind-zestig word veroorzaakt door een toename in bevolkingsdichtheid (babyboomers). Het dipje bij de mensen uit 1944 en 1945 wordt niet verklaard doordat er minder mensen uit die jaren zijn. Blijkbaar is het schaken bij die generatie minder aangeslagen. Wat het meeste zorgen baart is de afname van schakers jonger dan vijftig. Misschien heeft de match Fischer-Spassky wel een negatief effect gehad: na een kleine periode van populariteit is de interesse in schaken afgenomen, met een kleine opleving bij de dertigers. Een zelfde soort plaatje kunnen we ook maken voor 2008 hierbij heb ik natuurlijk de bevolkingsdichtheid uit 2008 genomen:
We zien een zelfde trend, maar dan zonder de jeugdleden. Die waren er waarschijnlijk wel in 2008, maar daar heb ik geen gegevens over. Wat is er van 2008 tot 2017 gebeurd? Allereerst, de schaakdichtheid (aantal ratinghouders gedeeld door totale bevolking) is toegenomen van 0,8‰ naar 1,3 ‰. Dit komt natuurlijk deels doordat de jeugdleden worden meegeteld. Het komt ook deels doordat het ratingsysteem verbeterd is: meer schakers hebben een rating gekregen. Maar het kan ook komen doordat er meer(oudere) mensen zijn gaan schaken. Als we kijken uit welke geboortejaren de nieuwe leden komen krijgen we het volgende plaatje (de jeugdleden hebben we hieruit weggelaten):
Het lijkt veel op het plaatje van de bevolkingsdichtheid, maar het is hoopgevend dat er ook veel twintigers en dertigers zijn gaan schaken.
Duitsland
Het is natuurlijk ook interessant om te kijken wat de situatie in andere landen is. De Duitse schaakbond heeft ook een mooie website waarop een bestand met alle actuele ratinghouders te downloaden valt. In het archief staan ook allerlei documenten waarin uitgelegd wordt hoe de ratings (DWZ heet dat in Duitsland: Deutsche Wertungszahlen) in voorgaande jaren berekend werden, maar een bestand met die ratings uit voorgaande jaren kan ik niet vinden. Wat direct opvalt aan het bestand met actuele ratinghouders in Duitsland is dat de ratinglijst wordt aangevoerd door Carlsen, Kramnik en Caruana, schakers die ik niet meteen als Duitser bestempel. Gelukkig wordt ook per speler de “FIDE nationaliteit” verteld, wat aangeeft voor welk land die speler mag uitkomen. Op plaats 43 vinden we de eerste Duitser: Nisipeanu en op plaats 67 de eerste Duitser met een Duitse naam: Blübaum. Voor de volgende grafieken heb ik alle spelers met een andere nationaliteit dan Duits weggelaten. Er blijven dan ca 85.000 spelers over. Dit komt neer op een schaakdichtheid van 1‰. Het aantal niet-Duitse spelers op de lijst is ca 2800. Iets anders dat opvalt aan het bestand van Duitse ratinghouders is dat er drie spelers opstaan die geboren zijn in 2017. In Duitsland zijn ze er vroeg bij! Deze spelers hebben rating 0. Het aantal spelers uit 2016 is negen, ook met rating 0. De bevolkingsdichtheid in Duitsland is ook gemakkelijk te achterhalen op een site van de Duitse overheid (https://service.destatis.de/bevoelkerungspyramide). Voegen we alles samen in één grafiek levert het dit op:
Ook in Duitsland had het schaken een gelijkmatige populariteit tot de piek bij de match Fischer Spassky, gevolgd door een stevige afname. Ook in Duitsland zijn er veel jeugdleden, maar anders dan bij ons zet de jeugdpiek door tot 20 jaar. Een aardigheidje van het Duitse ratingbestand is dat het geslacht van de spelers is meegeleverd. De KNSB doet dit niet. Hierdoor kunnen we zien wat het percentage vrouwen per leeftijd is.
Bij jonge jeugdspelers zijn meisjes nauwelijks in de minderheid. Bij het ouder worden neemt het percentage vrouwen sterk af. Tussen 20 en 40 jaar is het ongeveer 10 procent, daarboven wordt het verwaarloosbaar. Als we de rating van Duitse schakers uitzetten tegen de leeftijd zien we dat de hoogste gemiddelde rating ergens
tegen de 50 jaar aanzit, net als bij de KNSB. Tot slot kunnen we nog geïnteresseerd zijn in wat voor niet-Duitsers er in Duitsland schaken. Ik denk dat dit twee categorieën zijn: de broodschakers die voor een Duits team spelen en de grensbewoners die naast een club in hun eigen land ook lid zijn van een Duitse club. Hun leeftijdsopbouw ziet er als volgt uit:
Het lijkt wel of het vooral dertigers zijn die de kost met schaken in Duitsland verdienen.
België
De Belgische schaakbond heeft ook een mooie website waarop lijsten met ratinghouders te downloaden zijn. Het archief gaat terug tot in 2007. Helaas is de Belgische overheid minde scheutig met het verstrekken van databestanden. Met veel moeite kon ik een site vinden met een bestand van de leeftijdsopbouw in België tot en met 2011. Helaas geeft dit bestand niet het aantal Belgen per geboortejaar, maar per vijf geboortejaren. Combineren we de leeftijdsopbouw uit dit bestand van het jaar 2007 met het ratingbestand uit 2007 krijgen we het volgende plaatje:
In België is het schaken pas laat populair geworden, maar in tegenstelling tot Nederland en Duitsland is het schaken populair gebleven. Ook is er, net als in Nederland en Duitsland, een grote groep jeugdspelers. De dichtheid van Belgische ratinghouders ten opzichte van de totale bevolking was in 2007 0,2‰. Van 2017 heb ik geen bevolkingsdichtheid van België kunnen vinden, daarom alleen een histogram van de ratinghouders.
Het dipje bij 30 jaar zal wel te maken hebben met de bevolkingsdichtheid. Wat opvallend is is de piek bij 20-30. Het lijkt wel of de jeugdspelers in België niet ophouden met schaken. Het zou ook kunnen dat ze wel ophouden met schaken, maar dat ze niet worden uitgeschreven bij de ratingslijsten. De totale dichtheid van ratinghouders in België is in 2017 toegenomen tot 1,8‰. Deze grote toename zal ook te maken hebben met een wijder verbreid ratingsysteem in België. De populatie Belgische ratinghouders is duidelijk jonger dan in Nederland in Duitsland. Ligt de top van de gemiddelde rating ook bij een lagere leeftijd? Daarvoor zetten we de rating weer af tegen de leeftijd:
De top ligt tegen de 40; lager dan in Nederland en Duitsland.
Net als in Duitsland staat bij de Belgische ratinglijst ook het geslacht van de spelers. Ook nu weer kunnen we het percentage vrouwen uitzetten tegen de leeftijd:
Net als in Duitsland zien we een toenemende interesse voor het schaken bij jongere vrouwen, maar het totale percentage Belgische vrouwelijke schakers is de laatste 10 jaar ook toegenomen!
Naschrift 0:
Als antwoord op de vraag van Jan (zie onder) wil ik nog één grafiekje laten zien. Natuurlijk kan ik geen antwoord geven op de vraag of schakers bij het ouder worden sterker of zwakker worden. Wat ik wel kan doen is kijken of hun rating toeneemt of afneemt. Van de ratinglijsten van de KNSB van 2008 en 2017 zijn een aantal spelers die op beide lijsten voorkomen. We kunnen kijken naar het verschil in rating en dat afzetten tegen hun leeftijd. De spelers die tussen 2008 en 2017 niet actief zijn geweest heb ik weggelaten. In de volgende plot is iedere stip een speler met zijn leeftijd in 2008 en het ratingverschil over de laatste negen jaar. De rode lijn geeft het lopende gemiddelde weer.
We zien dat de rating van sommige oudere spelers nog altijd toeneemt, maar dat over het algemeen je rating van je 40e tot 49e jaar nog iets toeneemt en na die leeftijd over het algemeen afneemt. Bij het ouder worden gaat dit steeds sneller. Natuurlijk zijn dit gemiddelden; ieder individu is weer anders.
Voor meer artikelen zie Schaakrubriek.
Alweer: veel dank,Frits!
Jouw verhaal verdient qua inhoud (qua vorm wellicht aanpassing) een publicatie op KNSBniveau!
Indrukwekkend wat je bij elkaar hebt gezocht en beschreven, Frits!
Ik hoor dus bij degenen die jouw getallen reuzeinteressant vinden.
Maar het wordt pas echt spannend als je je zou wagen aan een onderbouwing van (een deel van) de vele boeiende vragen die je opwerpt!
Daar zou dan mijn interesse in kunnen worden gepast : dat schakers hun hobby blijven beoefenen ook als ze ouder worden lijkt iets vanzelfsprekends, maar blijft hun schaakniveau daarbij op een relatief steeds hoger peil?! Immers: steeds meer ouderen, en steeds meer (ook geestelijk?) gezonde ouderen??